Tijdens de Eerste Wereldoorlog vond in Amsterdam het bizarre Aardappeloproer plaats
Tijdens deze oorlog had het neutrale Nederland dus ook wel degelijk last van onrust. Bij deze gebeurtenis waren het de vrouwen die in opstand kwamen.
Door blokkades, wetgeving en misoogsten (door een overstroming in 1916) werd voedsel schaars. Ook deze aardappelen waren steeds moeilijker te krijgen. Vooral in de grote steden was er sprake van een voedseltekort.
Gedreven door honger brak op 28 juni 1917 het aardappeloproer uit in de stad Amsterdam. Hordes hongerige mensen konden niet langer onder de duim worden gehouden. Dit leidden tot een protest dat in eerste instantie aangejaagd werd door arbeiders vrouwen uit de Amsterdamse volkswijken. Gedreven door de aanhoudende honger plunderden ze schuiten en treinen vol met aardappelen.
Allereerst werd er op de Prinsengracht een aardappelschuit geplunderd. Deze waren eigenlijk bestemd voor de op dat moment gemobiliseerde militairen. Onder de bevolking heerste echter het idee dat de overheid voorraden achterhield voor de ‘elite’.
Na een mars richting het stadhuis werd de boze vrouwen beterschap beloofd door waarnemend burgemeester Josephus Jitta en wethouder Floor Wibaut (bekend van de Wibautstraat).De ongeregeldheden hielden echter aan. Toen er ook groepen mannen aansloten was het aardappeloproer een feit. Na een week waren er tien doden en meer dan honderd gewonden gevallen. In totaal werden er vijf pakhuizen, één handkar, twee schuiten, drie spoorwagens en acht winkels geplunderd.
Luister aflevering #29 van The Dutch Historian Geschiedenis Podcast op Spotify, Apple Podcasts of Podimo om meer over deze gebeurtenis te leren.