Openluchtscholen: Les krijgen in de duinen, het park of het bos
Aan het einde van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw was de industriële revolutie in volle gang.

Besmettelijke ziekten als cholera, tuberculose en influenza tierden welig in de overvolle steden. Vooral tuberculose (TBC), veroorzaakt door een besmettelijke bacterie, eiste onder kinderen veel slachtoffers. Overheden werden daardoor gedwongen na te denken over betere hygiëne, bijvoorbeeld in het onderwijs.
In 1904 werd in Duitsland de eerste zogenaamde bosschool geopend. Dit was een soort internaat waar kinderen buiten les kregen. Ze sliepen buiten in tenten of in slaapzalen met enorme ramen. Wegens besmettingsgevaar moest er zoveel mogelijk afstand gehouden worden. Zelfs in de winter kregen de kinderen buiten les, gehuld in warme winterkleding en met een muts op.
Gebaseerd op het Duitse model werd in Nederland in 1913 de Eerste Nederlandse Buitenschool opgericht in de duinen van Den Haag. Al snel volgden openluchtscholen in Rotterdam, Breda, Arnhem en andere steden. In Amsterdam werd in 1925 de eerste openluchtschool voor arme en zwakke kinderen geopend in het Vondelpark. Om ook ‘gezonde’ kinderen de kans te geven dergelijk onderwijs te volgen, werd in 1930 de Eerste Openluchtschool voor het Gezonde Kind opgericht.
Na de Tweede Wereldoorlog steeg de welvaart in het Westen aanzienlijk. Door betere hygiëne en toegang tot medicatie kwam tuberculose steeds minder voor. Dit betekende dat het nut van de openluchtscholen langzaam verdween. Buitenonderwijs bleef bestaan, maar de focus verschoof steeds meer naar goede en natuurlijke ventilatie in schoolgebouwen.
Tegenwoordig zijn de ziekten die destijds veel kinderlevens eisten goed te behandelen. Dit geldt echter niet voor alle delen van de wereld. Tuberculose staat namelijk nog steeds in de top tien van doodsoorzaken wereldwijd. Het aantal tuberculoseslachtoffers zou wereldwijd gelijkstaan aan het aantal verkeersslachtoffers…
